Dauwtrap van de vormelingen
Mist en dauw druppen van de bladeren. Vochtige wind probeert zachtjes slaap uit ogen te waaien. Vogels kwetteren dat het een lieve lust is. Zeven uur ’s ochtends. Zondag 5 mei.
Één voor één komen jongeren toe aan het ronde punt voor het Nekkerzwembad. Ze onderdrukken met moeite een geeuw. Trekken hun hoofd wat tussen hun schouders bij de enthousiaste begroeting door de catechisten. En nemen wat afwezig afscheid van papa of mama: ‘Tot straks…’
Drieëndertig vormelingen worden verwacht voor een dauwtrip. Ouders die het wensen mogen meestappen. Stilaan raakt de groep volledig – hier en daar ontbreekt iemand. Onder andere catechist Wim, die na een accident nog niet kan meestappen. Maar vooral missen we catechist Désiré, enkele weken geleden veel te snel overleden. Oud-catechist Gerda vervangt hem op de tocht.
Een vertrouwvolle hand
Het eerste van de vier groepjes vertrekt – elke catechist neemt het eigen groepje met zich mee. ‘De eerste kilometers gaan we helemaal in stilte. We gaan luisteren, innerlijk een beetje stilvallen, aandacht hebben ook voor wat zich in en rondom ons afspeelt.’ De eerste kilometer is niet vanzelfsprekend – de vele regen heeft op de mooie bosweg rond de Nekker voor een stevige portie slijk gezorgd.
Als we aan het wegje tussen de twee vijvers komen, houden we halt. ‘Was het leuk, zo’n kwartiertje in stilte? En wat hebben jullie gevoeld, wat gehoord?’ Ze vonden het best oké, niemand vond het lastig. En gehoord? Het soppen van schoenen in de modder – wind in de takken – druppels die vallen – water dat klotst tegen de oevers – een vliegtuig hoog in de lucht – een hond heel in de verte – zoemen van een of ander insect… En vooral: vogels, vogels, vogels.
Een eerste thema wordt aangereikt. ‘Wat kan je allemaal met je handen? Waartoe kunnen handen dienen?’ Dat is enorm veel natuurlijk, van werken over schrijven tot bidden… En doorheen het gesprek leidt de catechist ons naar het eerste van de drie symbolen bij het vormsel. Iemand wordt geblinddoekt, een andere vormeling leidt, met één hand. Het lukt goed, het vraagt vertrouwen én zorg. Met een hand kan je leiden, zorgen, je warmte overbrengen. Je hand op iemands schouders of hoofd leggen is als je geloof in iemand uitdrukken, iemand zegenen… Zoals God zei: Ik ben er voor jou.
Zalfjes
We gaan opnieuw op weg. De lucht is nog vochtig. Heel voorzichtig begint de nevel boven de velden en bomen op te trekken. De natuur is nog volop aanwezig. En we praten, vertellen. Kijken naar de reigers, ganzen, merels. We komen uit op het wandelpad naast de Dijle.
Opnieuw laat de catechist ons halt houden. Ze heeft olie bij zich, in een klein potje. ‘Olie… Voor wat gebruiken we dat allemaal, waarvoor dient dat?’ Het komt wat aarzelend op gang. Tja, vanzelfsprekend om te bakken of te koken. Maar snel wordt duidelijk op hoeveel plekken in ons huis olie aanwezig is: in zó veel potjes en tubes waarin zalfjes voor van alles en nog wat. Van een zalfje voor de baby over zonne-olie tot antirimpelcrème voor wie een dagje ouder wordt. We zien hoe water op een stukje arduin heel vlug uitdroogt en verdwijnt. Een druppel olie erop, en er blijft een onuitwisbare heldere vlek over.
Het tweede symbool van het vormsel: de zalving. Door dezelfde gewijde kruidige olie als bij ons doopsel. Het oeroude symbool van een blijvende verbondenheid met die liefhebbende en trouwe God. Oeroud, en toch zó herkenbaar in ons dagelijkse leven. God die ons mooi wilt maken. Een soort ‘knuffelzoen’ van God, ja toch?
Geloven…
Plots voelen we de warmte van de zon in onze rug. Stukjes blauwe lucht verschijnen boven ons hoofd. We wandelen richting Mechelen in het tempo van de rustig naast ons stromende Dijle. En vertellen, luisteren, genieten van het heerlijke weer en van elkaar.
Aan het samenvloeien van de Dijle houden we opnieuw halt. Rugzakken gaan open, ons catechesemapje van Teofil wordt opgeduikeld. Zo komen we bij het derde belangrijke symbool van het vormsel: de geloofsbelijdenis. We lezen ze, helemaal, rustig, elk om de beurt een stukje. Dat is niet zomaar niks, wat we hier lezen, maar een heel engagement. We hebben een heel gelovig leven om daar met vallen en opstaan in thuis te komen…
In de verte hebben we al enkele keren de toren van de Onze-Lieve-Vrouwkerk gezien. Daar is ons doel. Haasten moeten we ons niet, er is nog tijd. En de zon geeft heerlijke warmte.
We gebruiken het voet-fietspad langs de tangent om de Dijle over te steken en richting stad te gaan. We hebben tijd, dus brengen we nog een rustig bezoek aan de Hanswijkbasiliek. De jongeren zijn er wel een beetje van onder de indruk.
Samen vieren en zingen
Aan de pastorie worden we opgewacht door ouders die een drankje en wat heerlijke versnaperingen hebben voorzien. Niemand lijkt echt moe te zijn. Modderschoenen worden verruild voor een reservepaar uit onze rugzak. De Teofil-T-shirt wordt aangetrokken. Ervaringen van onderweg worden uitgewisseld, er wordt ijverig bijgepraat.
Om 10 uur verzamelen de vormelingen met de catechisten in de pastorie om uitgebreid stil te staan bij het evangelie van volgende zondag tijdens de vormselviering. De gemeenschap van de Onze-Lieve-Vrouwgemeenschap verzamelt ondertussen in de kerk, waarin voorganger Philip De Bruyne uitgebreid verwijst naar de tocht van de vormelingen. Met z’n allen samen – de vormelingen in hun kleurige T-shirts – bidden we het Onze Vader.
Het slotlied van de vormelingen, samen vooraan, wordt op applaus onthaald. De priester zendt ons, maar voor de vormelingen en hun ouders is dat richting repetitielokaal van het koor. Goed immers om met z’n allen de liedjes voor het vormsel nog even in te oefenen. Het wordt een gezellige afsluiting van een intense en deugddoende voormiddag.
Tekst: Jos Mariën
Foto’s: Kevin Verbeeck en Fabio Piccioni