Tijdens het voorbereiden van deze viering zijn we enkele weken geleden samengekomen. De hamvraag die avond was: ‘Wat maakt dat wij hier vandaag thuiskomen en anderen, die dezelfde opvoeding hebben genoten, niet? Of hoopvoller misschien, waarom die anderen nog niet?’
Iedereen heeft zijn persoonlijke verhaal, dat is eigen aan geloven in deze tijd en dit is het mijne. Ik ben opgegroeid in een warm gezin waar geloof altijd een centrale doch kritische plaats had. We gingen wekelijks naar de mis in de Sint-Germanuskerk in Tienen. Ik heb lang gedacht dat ‘den Deken’ zo heette sinds zijn geboorte, maar eigenlijk luisterde hij naar de naam Joris Hardiquest. Het was en is een hechte geloofsgemeenschap die eigenlijk heel uitzonderlijk was, maar we wisten niet beter. Wij zaten in de zijbeuk links. Moeke zat in de middenbeuk in de helft. Op het einde van haar rij zaten de ouders van Frisse, onze leider bij de scouts. Vooraan rechts zat Pieter, die bij mij in de klas zat. Het was ons vaste ritueel om vrijdag aan de schoolpoort nog even discreet te checken: Tot zondag? Of… Het leek zo gewoon en normaal, maar eigenlijk was het net dat gevoel van helemaal thuis zijn dat maakte dat mijn geloof toch stevig verankerd was.
En toen verliet ik het ouderlijk nest om te gaan wonen en werken in Brussel. Ergens schuilde het geloof en de behoefte aan zingeving altijd wel ergens om de hoek, maar ik was een beetje alleen en wist niet goed waar naartoe. Mijn eerste echte job was in een distributiecentrum van Bpost in hartje Molenbeek. Ik weet nog altijd niet goed waarom een Nederlandstalige, autochtone vrouw die recht van de schoolbanken kwam een managementfunctie kreeg in een kantoor van Franstalige, allochtone moslimmannen. Een jaar later gaf HR toe ‘dat het misschien wel een grote gok geweest was’, maar daar was ik dan. Toen we door hadden dat we het met elkaar gingen moeten doen, kwamen de vragen. Het vrouw zijn konden ze nog wel plaatsen. Mijn Frans was niet perfect, maar het had potentieel dus dat zou ook wel goedkomen.
De belangrijkste vraag was echter ‘maar geloof je?’. En dat had ik niet verwacht. Eerst dacht ik er mij vanaf te kunnen maken met ‘maar ik heb een ander geloof’ of ‘wat is geloof? Kan je het ooit zeker weten?’. De vaste tsjevenantwoorden misten hun doel. De vragen bleven. ‘Mevrouw, het is toch niet moeilijk. Ja of nee?’ Dat was ik helemaal niet gewoon en als ik dan toch moest kiezen, dan maar ja. Dat antwoord was bevredigend voor hen, maar mij liet het alleen onzekerder achter. Want als ik dan ja zeg, ja dan moet ik er ook iets mee doen en daar startte mijn zoektocht naar een plaats waar ik terecht kon met mijn geloofsvragen. Eerst in Jette met vieringen in het Brussels, motardwijdingen en porto’s na de mis. Ook daar was er een hechte gemeenschap, waar je altijd wel iemand tegenkwam die je kende.
Toen kwam Frederik en de verhuis naar Mechelen. Chiro werd bij Frederik thuis hoog in het vaandel gedragen, maar naar de kerk gaan op zondag was meer dan uitzonderlijk. Er was dus niet meteen ‘iets’ om op terug te vallen in het Mechelse. Toen ik op een woensdagmorgen zei, ‘begin straks al maar aan het eten. Ik ga iets later zijn, want ik ga na mijn werk nog even naar de aswoensdagviering en kom dan naar huis.’ Ik vond het een ideale gelegenheid om op prospectie te gaan, maar dat was buiten Frederik gerekend. Hij wilde mee. Dat was helemaal niet de bedoeling, want ik wilde graag een momentje voor bezinning en ook polshoogte komen nemen of ik mij hier wel thuis zou kunnen voelen. Hij wilde van geen wijken weten en zo zijn we op aswoensdag 2019 voor het eerst hier naar een viering gekomen. Het voelde meteen goed. Samen hebben we al veel gelukkige en minder gelukkige momenten beleefd. Corona hebben we samen beleefd. We hebben drie kindjes gekregen die hier gedoopt zijn. Na vijf jaar komen we hier nog steeds graag en we blijven uitkijken naar meer samen bouwen en samen een thuis creëren.
Om even terug te keren naar onze eerste lezing: Was hier thuiskomen een nieuw begin? Nee, het was eigenlijk al lang begonnen.
Liesbeth Duquet