Vuur werkt verder in Onze-Lieve-Vrouw over de Dijle

Inleiding door pastoor Jan.

Jezus zegt tegen zijn leerlingen:

‘Vuur ben Ik op aarde komen brengen,

en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!

Ik moet een doopsel ondergaan, en hoe beklemd voel Ik mij

totdat het volbracht is.

Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen?

Neen, zeg Ik u, juist verdeeldheid.

Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn;

drie zullen er staan tegenover twee en twee tegenover drie;

de vader tegenover de zoon en de zoon tegenover de vader;

de moeder tegenover de dochter en de dochter tegenover de moeder,

de schoonmoeder tegenover haar schoondochter

en de schoondochter tegenover de schoonmoeder.’

Lucas 12:49-53

Het volgen van Jezus en leven volgens het evangelie heeft nogal wat teweeggebracht in de tijd van de “eerste christenen”: heelder families werden verscheurd omwille van de keuze die een aantal familieleden maakten, veelal jonge mensen. Ze kozen voor Jezus en zijn evangelie. Dat is de context van het evangeliefragment.

Het is een verdeeldheid die we ook binnen de kerkgemeenschap in de loop van de eeuwen zien gebeuren, in het bijzonder dus op momenten dat er opnieuw een keuze moest gemaakt worden, een keuze voor Jezus en zijn evangelie. 

Als voorbeeld denken we terug aan twee figuren uit de kerkgeschiedenis: Franciscus van Assisi en Maarten Luther. Beiden hebben, ieder in hun tijd, er voor gezorgd dat de Kerk opnieuw bij de les werd gebracht. In een tijd dat er schandalen waren in de Kerk, andere dan deze in onze tijd, het schandaal van exuberante rijkdom waaraan de hogere geestelijkheid zich bezondigde.

Dankzij Franciscus van Assisi is er opnieuw een vuur gaan branden in de Kerk. Hij is tot heilige benoemd. Ook Maarten Luther heeft voor vuur gezorgd, maar hij is tot ketter benoemd. En er is een scheuring ontstaan omwille van de keuzes die deze laatste gemaakt heeft. Kan gebeuren:  “Dacht gij dat ik vrede ben komen brengen?”, vraagt Jezus, “Neen zeg ik u, juist verdeeldheid”.

Ook vandaag is de Kerk aanbeland in een tijd van onderscheiding. Niet noodzakelijk en niet alleen omwille van de schandalen die nu aan de orde zijn. Het is fundamenteler. De tijd van “de christenheid” is onherroepelijk voorbij. We weten dat; we gedragen er ons nog niet altijd naar. Er is niets meer “vanzelfsprekend” aan christen zijn en aan christelijke gemeenschap vormen. In de maatschappij zoals ze geëvolueerd is – en waaraan we heel veel te danken hebben! – mogen we betekenis hebben als “gist in het deeg”. Dat is een ander woord van Jezus dat ons ter harte mag gaan. Gist in het deeg of, inderdaad, een vonk dat vuur kan doen oplaaien.

Binnen de Kerk op onze dagen is er verdeeldheid over de manier waarop we het vuur willen laten oplaaien. Ondanks een sympathieke en op vele gebieden bijdetijdse paus, zijn patroonheilige Franciscus waardig, is er de laatste decennia een behoudende reflex gegroeid in heel wat geledingen van de Kerk. De redenering is: Vroeger was het goed; het vuur kan pas oplaaien wanneer we de goede dingen van vroeger opnieuw aanzwengelen, wanneer we onze identiteit onderstrepen, wanneer we de liturgie als vast en voorgegeven behoeden, enzovoort. Het is een devotionele stroming die bovendien gekaapt wordt door rechtste krachten.

Niks tegen devotie. Maar niet ten koste van maatschappelijke betrokkenheid. Die betrokkenheid als christen en als christelijke gemeenschap moet overeind blijven. Als de kerk niet dient, dient ze tot niets. Op welke manier zijn we significant, kleiner en anders dan vroeger?

“Vuur ben ik komen brengen. Vrede? Neen, verdeeldheid!” We ervaren ook binnen de Kerk dat het er op aankomt om keuzes te maken. We mogen onvervalst gaan voor Jezus en zijn evangelie én er alles aan doen dat deze Jezus en zijn evangelie ingang vinden bij mensen van onze tijd. Naar mijn aanvoelen zijn we daarvoor onder meer in Onze-Lieve-Vrouw over de Dijle aan het goede adres. Het is hier niet paradijs op aarde, maar er is hier een gemeenschap van gelovige mensen die – in de slipstream van het Tweede Vaticaans Concilie – proberen om zingende, biddende, vierende Kerk te zijn. Er is een tikkeltje eigenzinnigheid mee gemoeid, maar dat is nodig om vooruit te geraken.

Gelovige gemeenschap vormen blijft een uitdaging. Hoe sterk die gemeenschap ook geweest is, hoeveel betekenis die gemeenschap tot nog toe heeft mogen hebben. Het is nu aan ons en graag ook aan een jongere generatie om het vuur brandende te houden. Of om het vuur opnieuw te doen oplaaien.

Een goede stap daarin is vandaag, deze ontmoetingsdag. Na het vorige “vuur werkt”, werkt het vuur nu verder. Er wordt vandaag allerlei aangeboden dat te maken heeft met onze gemeenschap. Maar doorheen alles was en is het de bedoeling dat we elkaar echt zullen ontmoeten. Als leden van deze gemeenschap. Dat was de uitdrukkelijke vraag die bij voorgaande gelegenheden geklonken heeft: geef ons de gelegenheid om elkaar te ontmoeten. Hier is ze.

Mens, neem even de tijd,

heel even maar,

om je naaste te zien,

om hem of haar te ontmoeten

op je levensweg,

om in stilte

Gods schepping te bewonderen,

om te genieten,

om dankbaar te zijn,

om te denken

dat elke nieuwe dag

een gave uit Gods hand is.

Mens, neem even de tijd,

heel even maar,

om te kijken

waar je kunt helpen.

En neem ook de tijd

om gelukkig te zijn met elkaar,

door uit jezelf te treden

en ruimte te geven aan een ander.